Ons onderzoek
In 2019 start er weer een nieuwe studie bij het Radboud UMC waarin de restitutie training wordt onderzocht. We gaan de training zoals die met de iBox plaatsvindt, vergelijken met dezelfde training in een VR-bril. Voor deelname aan de studie moet de beroerte minimaal 1 jaar oud zijn. Men kan zich dus wel nu al aanmelden voor deelname aan de studie, maar men moet dan wachten tot 1 jaar na de beroerte.
Het is ook van belang dat de hemianopsie uw belangrijkste klacht is. Er mag geen sprake zijn van neglect of ernstige geheugenstoornissen. Ook motorische stoornissen waardoor u de apparatuur niet kunt bedienen maken deelname aan de studie niet mogelijk.
U kunt zich aanmelden door het Aanmeldformulier in te vullen.
Indien u niet wilt wachten en eventuele verbetering door restitutie training op korte termijn wil bereiken, dan verwijzen we u graag naar de website van de HemianopsieStichting.
Ook wordt op dit moment in het Donders Instituut onderzoek gedaan naar de gevolgen van hemianopsie. Visuele velddefecten worden vaak gezien als absoluut. Patiënten krijgen te horen dat zij blind zijn in het defecte veld en gewoon kunnen zien in hun intacte veld. Wij horen dat veel patiënten dit niet zo ervaren. Tijdens ons onderzoek worden de eigenschappen van het defecte en intacte gezichtsveld onderzocht met verschillende computertaken en een gezichtsveldonderzoek. Hiervoor vragen wij u een middag naar het Donders Instituut in Nijmegen te komen. Hiernaast vragen wij u een vragenlijst in te vullen. De metingen kunnen belangrijke informatie opleveren om de diagnose en training van hemianopsie in de toekomst te verbeteren.
Heeft u vragen of wilt u meer informatie over het onderzoek ontvangen? Mail dan naar: d.bergsma@donders.ru.nl, of bel: 06-23592150.”
Hieronder volgt een beschrijving van eerder uitgevoerde studies.
Beschrijving onderzoek 2013-2016.
Training-geïnduceerd visueel veld herstel in de vroege fase van beroerte: een pilot studie. Radboud UMC, UMC Utrecht, RC De Hoogstraat Utrecht
De uitgevoerde studies die tussen 2005 en 2015 zijn uitgevoerd, betroffen personen die zich in de chronische fase van beroerte bevonden. Dat wil zeggen dat iedere deelnemer niet eerder dan 10 maanden na de beroerte is gestart met trainen. In de laatste studie zijn we nagegaan in welke mate de trainingseffecten die we in de chronische fase hebben geobserveerd zich ook uiten tijdens training in de acute fase van beroerte.
In deze studie hebben we 20 personen geincludeerd, die 2 maal 8 weken lang minimaal 5 dagen per week en minimaal één (1) uur per dag hebben getraind. Iedere deelnemer trainde thuis op een trainings-eenheid, die door ons werd verzorgd. Deze trainings-eenheid bevat alle benodigde apparatuur om de training uit te voeren, inclusief een camerasysteem, waarmee we kunnen nagaan of en hoe goed men de fixatie-instructie kan uitvoeren. Men dient immers de ogen op een centraal punt ‘vast te zetten’ en ‘uit de ooghoeken’ te bepalen of men iets ziet of niet.
Naar aanleiding van het ingevulde formulier werd geschiktheid voor deelname ingeschat en kreeg men zo mogelijk een uitnodiging voor een intake gesprek en een gezichtsveld meting. aan de hand van dit gesprek en de meting werd bepaald of iemand wordt geïncludeerd werd in deze studie. Dit hing onder meer af van de vraag of iemand het trainingsprogramma zou gaan volhouden, of iemand in de MRI-scanner mocht en of we verbetering verwachtten. Mocht iemand niet geïncludeerd worden, dan werden mogelijke alternatieven besproken. Indien men deelnam aan de studie, dan werden diverse metingen uitgevoerd, zowel vóór, tijdens als na de training (met tussen haakjes de locatie waar de meting wordt uitgevoerd):
- Perimetrie/Gezichtsveldmeting (UMCR Nijmegen)
- Een rit in een autorijdsimulator (met gebruik van de Eyelink oogbeweging registratie; UMCR Nijmegen)
- Een leestest (met gebruik van de Eyelink oogbeweging registratie; UMCR Nijmegen)
Alleen voorafgaand aan en na training vinden bovendien de volgende metingen plaats:
- 1 fMRI scan. Hiermee willen we nagaan of we het trainingseffect kunnen zien in het brein en of we dat eventueel kunnen gebruiken om te verwachten trainingseffect te voorspellen. Voor de meting wordt in een van uw ogen een zachte contactlens aangebracht (UMCR Nijmegen)
- Goal Attainment Scaling. Met deze methode worden persoonlijke doelstellingen gedefinieerd; na afloop van de training wordt geëvalueerd of die zijn behaald (UMCR Nijmegen of UMC Utrecht).
- Kwaliteit-van-leven vragenlijsten (o.a. specifiek gericht op CVA; thuis)
Voor deze studie zochten we personen, die voldeden aan de volgende criteria:
- de beroerte beperkte zich tot de occipitale hersenschors (ofwel achter in het hoofd)
- men was tussen de 18 en 75 jaar oud
- er was sprake van een geïsoleerde hemianopsie . Dat wil zeggen dat er sprake is van een gezichtsveld defect zonder noemenswaardige aanvullende stoornissen. (Hierbij doelen we bijvoorbeeld op stoornissen van het geheugen of van taalbegrip en taaluiting. Vermoeidheid en een iets tragere verwerking van informatie is een veelvuldig voorkomend verschijnsel na beroerte en dit is dan ook geen uitsluit-criterium). Bij voorkeur beperkt het defect zich niet tot 1 kwadrant. Dat betekent dat het defect in ieder geval gedeeltelijk zowel in de boven- als in de onderhoek moet ‘zitten’.
- Op het moment van aanmelding voor training was de beroerte niet ‘ouder’ dan 3 weken . Het was de bedoeling dat uiterlijk 6 weken na de beroerte werd gestart met de training.
- men mocht in onze MRI-scanner plaatsnemen. Om na te gaan of dat zo is, kon men naar de pagina ‘Deelname aan ons onderzoek’. Hier staat een kort lijstje met criteria voor de MRI-scanner. Indien men 1 of meer vragen van die lijst met ‘ja’ moest beantwoorden, kon men contact met ons opnemen en konden we nagaan wat dat betekende voor eventuele deelname aan de studie.
Mocht men niet kunnen voldoen aan bovenstaande criteria, maar toch interesse hebben in de training of wat die mogelijk zou kunnen betekenen, dan verwezen we de mensen naar de website van de HemianopsieStichting.
Beschrijving onderzoek Partieel functieherstel in hemianopsie 2011-2015.
Radboud Universiteit Nijmegen; Universiteit Utrecht; St Maartenskliniek, Nijmegen; RC De Hoogstraat Utrecht.
In november 2011 zijn we met deze vervolgstudie begonnen. De eerder uitgevoerde studies (2005-2010) hebben een aantal zeer interessante resultaten opgeleverd. Deze resultaten betreffen vooral de omvang en kwaliteit van het (herstelde) gezichtsveld. Die omvang en kwaliteit zijn weliswaar een voorwaarde voor succesvolle revalidatie, ze vormen echter geen voldoende beschrijving daarvan. Immers, “de wereld om ons heen” in het dagelijks leven bestaat uit méér dan lichtstipjes, kleurtjes en vormen. Behalve dat iemand dus een groter gezichtsveld kan krijgen na training, willen we ook weten of dat deel ook daadwerkelijk gebruikt kan worden voor activiteiten van het dagelijks leven (ADL).
In deze studie zijn we in staat gesteld om nu grotere groepen deelnemers te includeren. We breiden de studie -in de komende jaren uit- met nog eens 40 personen in de chronische fase van beroerte (de training start niet voordat de beroerte 10 maanden ‘oud’ is).
Voor deze studie kunnen we geen nieuwe deelnemers meer includeren.
Voor het eventueel alsnog kunnen volgen van de training verwijzen we u graag naar de website van de HemianopsieStichting.
Voor meer informatie omtrent het onderzoek en/of eventuele alternatieven kunt eveneens het Contactformulier invullen.
De studie wordt hieronder beschreven:
In de huidige studie onderzoeken we de werking van twee verschillende training varianten. De training wordt uitgevoerd op een trainings-eenheid, die door ons wordt verzorgd en bij u thuis wordt geplaatst voor de duur van uw deelname aan het onderzoek (2 x 8 weken training plus enkele weken voor metingen tijdens uw deelname). U zult tijdens uw deelname 1 van de 2 varianten aangeboden krijgen.
Voor beide varianten geldt verder dezelfde training instructie, die overigens lijkt op de methode om de vorm van het gezichtsveld op te meten: perimetrie.
Dat betekent dat u tijdens de training op een vaste afstand vanaf een beeldscherm moet zitten, dat u naar een fixatiepunt op het scherm moet kijken, terwijl u aangeeft of u een visuele stimulus kunt waarnemen die ergens in uw gezichtsveld wordt gepresenteerd. Een nieuw onderdeel van de training is het gebruik van een oogbeweging controle systeem. Dit systeem houdt in de gaten of en hoe goed u in staat bent om tijdens de training de ogen op het centrale fixatiepunt gericht te houden.
Het voordeel van thuis trainen is dat men veel kan trainen in relatief korte tijd. Dat is handig, omdat de training intensief moet worden uitgevoerd om tot verbetering te kunnen komen.
Uit het eerdere onderzoek is al gebleken dat een deel van de patiënten ook daadwerkelijk een verbetering op gedragsniveau laten zien (wat niets te maken heeft met ‘goed gedrag’, maar met verbetering die elementaire visuele functies overstijgen): niet alleen was er sprake van gezichtsveld uitbreiding, maar er was ook sprake van verbeterd kijkgedrag in een autorijdsimulator, waardoor er minder botsingen plaatsvonden. Ook hebben we geconstateerd dat een deel van de getrainde patiënten daadwerkelijk beter en sneller kan lezen. Deze resultaten vormden aanleiding tot de nieuwe studie, getiteld: “Partieel functieherstel bij hemianopsie“
In deze studie zullen we een groep van 40 personen met gezichtsveld defecten trainen. Iedere deelnemer traint thuis op een trainings-eenheid, die door ons wordt verzorgd. Deze trainings-eenheid bevat alle benodigde apparatuur om de training uit te voeren, inclusief een camerasysteem, waarmee we kunnen nagaan of en hoe goed men de fixatie-instructie kan uitvoeren. Men dient immers de ogen op een centraal punt ‘vast te zetten’ en ‘uit de ooghoeken’ te bepalen of men iets ziet of niet.
De training zelf is aangepast: men dient nu 2 maal 8 weken lang minimaal 5 dagen per week en minimaal één (1) uur per dag uitgevoerd te worden. We zullen hiervoor dus een groep van 40 personen trainen, waarvoor we reeds een hoop aanmeldingen hebben ontvangen. Naar aanleiding van het intake gesprek en een gezichtsveld meting zal worden bepaald of iemand wordt geïncludeerd in deze studie. Dit zal onder meer afhangen van de vraag of iemand het trainingsprogramma gaat volhouden, of iemand in de MRI-scanner mag en of we verbetering verwachten. Mocht iemand niet geïncludeerd worden, dan zullen mogelijke alternatieven worden besproken. Indien men gaat deelnemen aan de studie, dan zullen de volgende metingen worden uitgevoerd, zowel vóór, tijdens als na de training (met tussen haakjes de locatie waar de meting wordt uitgevoerd):
- Perimetrie/Gezichtsveldmeting (2 varianten; UMCR Nijmegen)
- Een rit in een autorijdsimulator (met gebruik van de Eyelink oogbeweging registratie; UMCR Nijmegen)
- Een leestest (met gebruik van de Eyelink oogbeweging registratie; UMCR Nijmegen)
- Kwaliteit-van-leven vragenlijsten (o.a. specifiek gericht op CVA; thuis)
- 3 MRI scans. Hiermee willen we nagaan of we het trainingseffect kunnen zien in het brein en of we dat eventueel kunnen gebruiken om te verwachten trainingseffect te voorspellen. De gebruikte technieken zijn fMRI, DTI en perfusion MRI. (UMCR Nijmegen)
- Goal Attainment Scaling. Met deze methode worden persoonlijke doelstellingen gedefinieerd; na afloop van de training wordt geëvalueerd of die zijn behaald (St Maartenskliniek Nijmegen of UMC Utrecht). Deze meting vindt dus als enige niet plaats tijdens de training.
Voorafgaand aan en na afloop van de training zullen de metingen zijn verdeeld over 3 verschillende dagen. De tussenmetingen zullen we over 2 dagen verdelen.
Beschrijving restitutie training
Reeds in de jaren ’70 van de vorige eeuw werd geconstateerd dat het mogelijk was om de prestatie van een persoon met een gezichtsveld defect tijdens gezichtsveld metingen op een perimeter te verbeteren. Dit gebeurde simpelweg door de gezichtsveld meting vele malen te herhalen. Daarna zijn er verscheidene onderzoeken geweest die datzelfde effect tegenkwamen, maar ook een aantal onderzoeken, die dat effect niet vonden. In Duitsland is de visuele restitutie methode sinds midden jaren ‘90 van de vorige eeuw verkrijgbaar. In Nederland is dat (nog) niet het geval. We vinden ook dat eerst goed moet worden onderzocht, of en hoe de training nou echt werkt. In de afgelopen jaren hebben we enkele studies uitgevoerd, waarvan de uitkomsten wijzen in de richting van een werkzame training. De studies waren eenvoudig van opzet, en werden daarna gevolgd door een grootser opgezet onderzoek, waarbij van meer controlemetingen gebruik werd gemaakt. Hieronder kunt u een korte beschrijving vinden van die onderzoeken. De gepubliceerde resultaten van die studies kunt u vinden op de pagina “Onderzoeksresultaten”.
Tussen 1995 en 2005 zijn er kleine aantallen personen getraind, waarbij we met name geïnteresseerd waren in het verloop van de defect-afname, ofwel wat er verandert in de perceptie gedurende de training. Tijdens deze periode werden de personen dan ook op de universiteit zelf getraind. In een latere periode zijn de trainingen gedigitaliseerd, waardoor training op een PC bij de deelnemers thuis mogelijk werd. Dit is de vorm waarin de training tegenwoordig wordt aangeboden. Op deze wijze kan in kortere tijd meer trainingsarbeid worden verricht in de eigen woonomgeving. Vanaf 2005 werden de studies met grotere groepen deelnemers uitgevoerd. Uit onderzoeken die we tot nog toe hebben uitgevoerd, is gebleken dat training kan leiden tot een groter gezichtsveld, zoals dat wordt gemeten op een perimeter (zie verderop op deze pagina). Dit geldt voor ongeveer 80% van de getrainde patiënten. De uitbreiding van het gezichtsveld varieert van een kleine winst (een verschuiving van de visuele grens met 2°) tot een aanzienlijke toename (een verschuiving van de visuele grens tot wel 15°). Deze verschuivingen constateren we bij ongeveer 80% van de getrainde personen. Dat betekent dat we in circa 20% van de gevallen geen enkele of zeer minimale uitbreiding van het gezichtsveld constateren. We hebben ook onderzocht of de geconstateerde uitbreiding van het gezichtsveld ook daadwerkelijk betekent, dat iemand beter kan zien. Daarom hebben we bestudeerd wat de consequenties zijn van gezichtsveld uitbreiding. We hebben daarbij gekeken naar:
- de eigenschappen van het herwonnen gezichtsvelddeel in termen van elementaire visuele functies (hoe goed kan men in de uitbreiding contrast, kleuren of vormen waarnemen?)
- de wijze waarop de vergroting tot stand komt (ineens of geleidelijk?)
- welke verbeteringen er op het niveau van het dagelijks leven zijn te constateren na training (lezen, kijkgedrag tijdens autorijden).
Daarnaast hebben we een eerste studie gedaan naar de veranderingen die plaatsvinden in de hersenen, verband houdend met de uitbreiding van het gezichtsveld. De resultaten van bovengenoemde onderzoeken zijn samengevat op de pagina “Onderzoeksresultaten”. De studies zijn en worden mogelijk gemaakt door verschillende sponsors en partners. Deze kunt u terugvinden op de pagina “Partners & sponsors”.
Hieronder volgen beschrijvingen van de studies zoals die tot nog toe zijn afgerond.
Beschrijving afgerond onderzoek Revalidatie bij Cerebrale Blindheid 2005-2010 Universiteit Utrecht.
De training werd in dit onderzoek uitgevoerd op een Goldmann perimeter (zie foto). Dit is een apparaat waarmee de vorm en de kwaliteit van het gezichtsveld kan worden bepaald. Het kan echter ook voor training worden gebruikt. Dit gaat als volgt: de patiënt zit achter de perimeter zoals te zien in figuur 5, met 1 oog afgedekt en het andere oog precies op één lijn met het middelpunt van de bol. Dit punt wordt het fixatiepunt genoemd. Vervolgens worden er systematisch stimuli aangeboden op verschillende locaties in het visuele veld. Hiervan wordt bijgehouden welke kunnen worden gedetecteerd, terwijl de ogen op het fixatiepunt gericht blijven. Dit heet statische perimetrie, omdat de stimuli op een vaste locatie worden aangeboden. Deze variant gebruikten we dus voor de training.
(De gebruikte visuele eenheden die worden gebruikt om een response uit te lokken. De stimuli betreffen bij perimetrie doorgaans gewone witte lichtvlekjes. Deze worden op wisselende locaties in het gezichtsveld aangeboden. De stimulus wordt al dan niet detecteerd. Detectie van een stimulus levert een reactie op: de response. Tijdens de training wordt gevarieerd met de typen stimuli, o.a. om na te gaan of er stimuli zijn die beter 'werken' dan anderen.)
figuur 5a figuur 5b figuur 5c
Een andere variant is dynamische perimetrie, waarbij de stimuli van buiten naar het centrum toe worden bewogen. Met name deze variant wordt gebruikt om de grootte van het absolute gezichtsveld defect op te meten. Een registratie van een deel van een gezichtsveld is te zien in figuur 6.
In figuur 6 wordt de centrale 30° van het gezichtsveld getoond. Te zien is hoe de ‘visuele veld grens’ eerst vlak naast het centrum ligt, maar ná de training naar buiten toe is opgeschoven. Dit zijn twee voorbeelden van het resultaat van visuele training bij 2 gevallen van rechtszijdige hemianopsie. De getoonde cijfers geven de geleverde training arbeid weer (‘0’ = aanvang training; ‘40’ = na 40 uur training) en wijzen de bijbehorende gezichtsveldgrens van dat moment aan. Het gezichtsveld deel dat zich bevindt tussen de ‘0-lijn’ en het zwarte gebied stelt het trainingseffect voor. Dat betekent dat dit gezichtsveld deel na de training tot het functionele gezichtsveld is gaan behoren: het is “erbij getraind”. Overigens is goed te zien hoe bij het rechtervoorbeeld beduidend meer trainingseffect is bereikt (verschuiving ca. 20°) dan bij het linker voorbeeld (verschuiving ca. 7°). Doorgaans omvatten de verschuivingen een winst van 2° – 12°. Dat betekent dat het rechtervoorbeeld een uitzondering vormt. Het linker voorbeeld wordt vaak geobserveerd.
figuur 6
Met behulp van bovenstaand protocol is in de afgelopen jaren bevestigd, dat het mogelijk is om het door hersenbeschadiging aangetaste gezichtsveld te verbeteren in termen van grootte. In het door de training teruggewonnen gezichtsveld is tevens enige functionaliteit aanwezig: men blijkt er meetbare gezichtsscherpte te hebben en ook kleuren te kunnen waarnemen, alsmede beweging. Deze waarnemingen hebben ons er destijds van overtuigd, dat degelijk onderzoek naar de mogelijkheden van deze training moest worden gestart zodat kan worden besloten of de training een klinisch toepasbare revalidatie methode kan zijn.
In Duitsland wordt deze training reeds aangeboden aan patiënten met visuele velddefecten in de vorm van een computer training. In het recente verleden bestond er in de vakliteratuur nogal wat onenigheid over de werking van deze neurotraining (training die gericht is op het verbeteren van functies van de hersenen). De kritieken op deze vorm van training betroffen voornamelijk twee onderwerpen en was dermate terecht, dat we het hebben onderzocht in onze studies. Het betrof de volgende punten:
1. De winst in het gezichtsveld uit zich in het opschuiven van de grens tussen defect en intact gezichtsveld. Dit opschuiven kan echter ook plaatsvinden als iemand zijn ogen wat opzij beweegt. Hemianopsie is immers geen aandoening van de ogen, maar van de hersenen. Dus als iemand op een perimeter wordt gemeten, maar die persoon kijkt iets opzij (in dit geval naar rechts), dan wordt een iets groter intact veld gemeten: de persoon kan dan namelijk de stimuli zien, die rechts worden aangeboden, waardoor het lijkt alsof daar een functioneel visueel veld is. Met andere woorden, de werking van deze training kan alleen worden aangetoond als tegelijkertijd wordt bewezen dat iemand tijdens de veldmeting ook echt recht vooruit heeft gekeken (naar het fixatiepunt) en niet “stiekem heeft gespiekt”. Dit laatste staat weer tussen aanhalingstekens, omdat dat opzij kijken vaak onbewust gebeurt. Het is dus nodig dat de oogstand en eventuele oogbewegingen worden geregistreerd bij het opmeten van het visuele veld. Om dit te kunnen doen, maken we gebruik van de Eyelink oogbewegings registratie. Dit systeem maakt gebruik van video-camera’s om de oogstand te registreren. Deze cameraatjes zijn gemonteerd op een head-set, die op het hoofd wordt gezet tijdens een visuele veldmeting (zie foto). Op deze manier kunnen we betrouwbaar nagaan hoe het visuele veld er werkelijk uitziet voor en na de training. Met deze methode hebben we kunnen aantonen dat trainingswinst niet wordt verklaard door niet-toegestane oogbewegingen.
2. Wat is de kwaliteit van het teruggewonnen gebied? Een andere vorm van kritiek op de training was, dat het teruggewonnen visuele veld alleen zou gelden voor de gebruikte stimulus. Zodra er een andere stimulus wordt gebruikt (een snelle flits of een zgn. ‘negatieve’ stimulus) wordt het trainingseffect tenietgedaan. Soms is dit inderdaad het geval. De verklaring hiervoor is ons inziens gelegen in het feit, dat het teruggewonnen gebied niet noodzakelijkerwijs dezelfde eigenschappen heeft als het gezonde gezichtsveld. Met andere woorden, de waarneming in dit gebied hoeft niet per sé even goed te zijn als in het normale veld. Het is echter zeer goed mogelijk, dat de waarneming in dat gebied wél goed genoeg is om objecten te detecteren, grofweg de vorm en de kleur te herkennen en om er op te kunnen reageren (bv. door de ogen ernaar toe te bewegen). Het lijkt ook zo te zijn, dat de kwaliteit in het teruggewonnen gebied een verloop kent: het is vergelijkbaar met normale waarneming in het gebied vlak naast het gespaarde gezichtsveld, doch in het gebied vlak naast het defecte gebied is alleen algemene detectie mogelijk. Diit laatste geval betekent dat men wel iets ziet, maar niet kan zeggen wat precies. Op gedragsniveau zou dit echter grotere consequenties kunnen hebben: er kán genoeg functionaliteit terug getraind worden om botsingen te voorkomen; lezen weer mogelijk te maken; TV en PC schermen overzichtelijker te laten overkomen; kortom iemands kwaliteit van leven te verbeteren voor zover dat door de visuele omstandigheden is verminderd. We hebben in een paar studies inderdaad laten zien dat er meer verbetert dan alleen de stimulusdetectie in de perimeter. Ook hebben we gebruik gemaakt van gestandaardiseerde vragenlijsten, die erop gericht zijn de kwaliteit van leven na een beroerte in kaart te brengen. Deze vragenlijsten werden/worden voor en na de training afgenomen om te zien of volgens deze vragenlijst de kwaliteit van leven is toegenomen. In een eerste studie zagen we aan de hand van de antwoorden op deze vragenlijsten, dat deze kwaliteit bij de meeste deelnemers inderdaad toenam.
Om nóg een maat voor verbetering te verkrijgen, nemen we ook ‘een kijkje’ in de hersenen zélf. Immers, als de training het gezichtsveld echt verbetert, zou dat in de hersenen terug te vinden moeten zijn. Tegenwoordig bestaan er technieken om de hersenen in kaart te brengen, zonder daadwerkelijk de schedel te hoeven openen. Er zijn wat verschillende technieken: de al wat oudere CT-scan maakt gebruik van röntgen-straling om het hersenweefsel in kaart te brengen. MEG/EEG scans meten van buitenaf de electrische activiteit van hersendelen, wat mogelijk is dankzij het feit dat neuronen op electro-chemische werking zijn gebaseerd. Het nieuwste is MRI, dat m.b.v. een magnetisch veld de structuur van de hersenen zichtbaar maakt. Een variant hiervan is fMRI, dat hersenactiviteit zichtbaar maakt gebaseerd op het gegeven dat hersencellen die worden ingeschakeld een grotere bloedtoevoer naar die cellen inleidt. Het is deze dynamiek in bloedtoevoer, die het mogelijk maakt hersenactiviteit te laten zien. Het is deze laatste meetvariant, die zal worden gebruikt om een extra maat te verkrijgen voor trainingseffect.
(NEURONEN: Zenuwcellen of Hersencellen. Dit zijn de cellen die de informatieoverdracht in de hersenen verzorgen. Hiervan bezitten we zo'n 100 miljard exemplaren. Daarnaast bestaat het brein uit allerlei steuncellen en cellen die zich bezig houden met stofwisseling, het opruimen van afgestorven cellen, het verzorgen van geleiding eigenschappen van neuronen, het aanvoeren van voedingsstoffen en meer. Van deze cellen bezitten we zelfs zo'n 900 miljard stuks(!).)
(fMRI = Functionele MRI. Dit is een techniek waarbij de standaard MRI-scanner wordt gebruikt, maar waarmee naar hersenactiviteit wordt gemeten. Bij deze hersenscan word gebruik gemaakt van een magnetisch veld, waarmee de dynamiek in bloedtoevoer zichtbaar gemaakt kan worden. Hiermee kan het gebruik van bepaalde hersendelen, tijdens het uitvoeren van een bepaalde taak, in kaart worden gebracht. In tegenstelling tot bv. een CT-scan maakt men bij een (f)MRI scan geen gebruik van zgn. contrastvloeistoffen. De methode is volledig non-invasief: er wordt niets in het lichaam aangebracht.)
Hieronder ziet U een voorbeeld van een MRI-registratie. Dit is het brein van de hoofdonderzoeker, zodat hij nu ook weet hoe het is om in een MRI-scanner te liggen. Zoals te zien is op de foto’s kunnen de hersenstructuren op deze manier zeer nauwkeurig in kaart gebracht worden. Dit heet een anatomische scan.
Met dezelfde apparatuur kan ook de hersenactiviteit in kaart gebracht worden. De plaatjes bevatten meestal een kleurtje om de mate van activiteit aan te geven. Het onderstaande brein is van iemand met een gezichtsveld defect. Te zien is de activiteit in de achterste delen van het brein (op het plaatje telkens de onderzijde). Als de linker- en de rechterzijde van die achterste delen worden vergeleken, blijkt dat de linkerhelft meer activiteit laten zien dan de rechterhelft, waar een infarct heeft plaatsgevonden.
Beschrijving afgerond onderzoek Herstel Visuele Veld Defecten na CVA – een proefimplementatie 2010-2012
UMC St. Radboud Nijmegen; St Maartenskliniek, Nijmegen; UMC Utrecht, afd. Revalidatiegeneeskunde; RC De Hoogstraat Utrecht.
Het boven beschreven onderzoek 2005-2009 heeft een aantal zeer interessante onderzoeksresultaten opgeleverd. Deze resultaten betreffen vooral de omvang en kwaliteit van het (herstelde) gezichtsveld. Die omvang en kwaliteit zijn weliswaar een voorwaarde voor succesvolle revalidatie, ze vormen geen voldoende beschrijving daarvan. Immers, “de wereld om ons heen” in het dagelijks leven bestaat uit méér dan lichtstipjes, kleurtjes en vormen. Behalve dat iemand dus een groter gezichtsveld kan krijgen na training, willen we ook weten of dat deel ook daadwerkelijk gebruikt kan worden voor activiteiten van het dagelijks leven (ADL).
Daarom is in augustus 2010 is een vervolg-studie gestart bij het UMC St Radboud te Nijmegen. Zoals u kunt lezen, werd er inmiddels samengewerkt met andere onderzoekers, en wel van UMC Utrecht, afd. Revalidatiegeneeskunde; de St Maartenskliniek, Nijmegen en RC De Hoogstraat Utrecht.
Uit het onderzoek van 2005-2009 is al gebleken dat een deel van de deelnemers ook daadwerkelijk een verbetering op gedragsniveau laten zien (wat niets te maken heeft met ‘goed gedrag’, maar met verbetering die elementaire visuele functies overstijgen): niet alleen was er sprake van gezichtsveld uitbreiding, maar er was ook sprake van verbeterd kijkgedrag in een autorijdsimulator, waardoor er minder botsingen plaatsvonden. Ook hebben we geconstateerd dat een deel van de getrainde deelnemers daadwerkelijk beter en sneller kan lezen. Deze resultaten hebben aanleiding gevormd tot uitvoering van een vervolg-studie:
“Herstel Visuele Veld Defecten na CVA – een proefimplementatie“
In deze studie is een groep van 12 deelnemers getraind. Iedere deelnemer heeft 3 maanden lang minimaal 5 dagen per week en minimaal één (1) uur per keer in de thuissituatie getraind (dus minimaal 65 uur). De resultaten van de studie lieten in ieder geval weer zien dat diegenen met een duidelijke toename van het gezichtsveld ook verbetering op de leestest en vragenlijsten vertonen. Daarnaast is een extra meting toegevoegd: de Goal Attainment Scaling (GAS). GAS is een beproefde methode in revalidatie onderzoek. Hierbij brengt men de kwaliteit van leven in kaart aan de hand van vooraf gestelde trainingsdoelen, doch daarbij rekening houdend met voorkeuren, wensen en verwachtingen van de deelnemer. De GAS liet zien dat 9 van de 12 deelnemers verbeterden op het gebied van hun persoonlijke trainingsdoelen. Een en ander zal op korte termijn gepubliceerd worden in een wetenschappelijk vakblad.